Het gezin van Fred redde het Koopmanshuis van bommen, brand en de sloopkogel
Een beetje verscholen tussen jaren ‘80 nieuwbouw, op de grens van het centrum en Noord, staan 3 oude panden. Deze pakhuizen aan de Rechter Rottekade, werden gebouwd aan het begin van de 18e eeuw. In de grootste van de drie groeide Fred Maas op. Zijn jeugd werd getekend door de oorlog en zijn herinnering aan die tijd is nog springlevend. Het is aan zijn ouders, zijn broer en hemzelf te danken dat het huis er vandaag nog staat. ‘Nadat mijn ouders getrouwd waren, kocht mijn vader in 1911 het huis van zijn broer. Hij was er vreselijk trots op. Mijn vader hield van antiek en hij deed veel moeite om het huis, toen nog met huisnummer 91, goed te onderhouden. Hij was gek van dit huis.’
Aan het einde van de 17e eeuw was de stadsdriehoek van Rotterdam volgebouwd. Langs de Rotte werden nieuwe koopmanshuizen gebouwd, die bevoorraad konden worden per schip. De panden hadden twee voordeuren, een voor de opslag op de begane grond en een voor het woongedeelte op de verdiepingen erboven. Het Koopmanshuis waar Fred woonde is luxer dan de andere, en het interieur is in de 18e eeuw verfraaid met wand- en plafondschilderingen.
In de koopmanshuizen waren veel handelaars gevestigd, van bijvoorbeeld groente, fruit en bloemen. Dat gaf veel bedrijvigheid. Langs de kades van de Rotte lagen ook enkele fabrieken, zoals een snoepfabriek, een triplexfabriek, koek- en beschuitfabriek Paul C. Kaiser en chocoladefabriek Driessen. Fred Maas wordt er geboren in 1928, hij is de tweede zoon van zijn ouders en de broer van de 6 jaar oudere Piet. Tijdens de crisis van de jaren ‘30 kost het de familie moeite om financieel het hoofd boven water te houden. En daarom wordt de begane grond verhuurd aan een ingenieur uit Delft die in Rotterdam werkt.
Fred heeft zijn kinderkamer op de 2e verdieping en zijn broer slaapt op zolder: ‘Op 10 mei 1940 om 4 uur ‘s nachts, kwam mijn broer in paniek van de trap afgerend. ‘Het is helemaal mis, de oorlog is begonnen, er wordt gevochten!’ En inderdaad, vanaf zolder waar je goed uitzicht had, zagen we in de lucht Nederlandse en Duitse vliegtuigen met elkaar in gevecht. De ochtend erna ben ik met mijn vader en broer naar de Maas gelopen, waar we zagen hoe de Duitsers vanaf de zuidoever de Maasbrug probeerden te veroveren. Bij thuiskomst zei mijn moeder resoluut tegen mijn broer: ‘Jij slaapt niet op zolder, maar bij Fred op de kamer’. Toeval of niet, die nacht viel er een granaat op ons huis. Het hele dak lag er af, granaatscherven en brokstukken vielen in bed over ons heen. Maar wij raakten niet gewond. Zonder het voorgevoel van mijn moeder, had mijn broer het waarschijnlijk niet overleefd.’
4 dagen later, op dinsdag 14 mei, wordt Rotterdam gebombardeerd. Met als gevolg dat een groot deel van de stadsdriehoek in brand staat. Fred herinnert zich de dreiging en de hitte nog levendig. Aan de overkant van de Rotte en achter de Jonker Fransstraat stond alles in brand. De ruiten van het huis sprongen kapot door de hitte. Een vrachtschip aan de kade vatte ook vlam. Fred vertelt daarover: ‘We hebben de trossen los gemaakt en het laten dobberen in de Rotte, om te voorkomen dat het vuur over zou slaan. Er vielen bommen op straat. Brandbommen blusten we door grote bloembakken van de straat erover te gooien. En vertraagde bommen, van die staven, gooiden we in de Rotte. Honderden mensen, op de vlucht voor de vlammen, passeerden vanuit het centrum ons huis. En op een gegeven moment moesten wij ook evacueren. Maar ter hoogte van fabriek Kaiser zei mijn vader: ‘Ik ga terug, ik ga het huis redden’. Hij liet zich niet door de militairen tegenhouden.’
- tekst gaat verder onder de foto
Het gezin keert om en als enige van de kade blijven ze bij hun huis. Omdat de waterleiding is gesprongen, is de Rotte het enige bluswater dat ze voorhanden hebben. De 11-jarige Fred vult de emmers aan de kade, broer Piet brengt ze drie trappen omhoog, waar vader Anton elk beginnend vuurtje blust met natte dweilen. Van ‘s middags half twee tot de volgende ochtend 7 uur houden ze het vol. Het huis en daarmee de naastgelegen panden zijn gered. ‘Omdat wij dit hebben weten te behouden, zijn de prachtige grote panden die hier naast stonden, ook gered. Anders was het tot aan het Noordplein allemaal afgebrand. Mijn vader is daar later voor erkend door de buren op initiatief van de firma Kaiser’, weet Fred nog.
Het gezin en het huis overleven de oorlogsjaren, maar het voortbestaan van het Koopmanshuis is nooit zeker. In 1943 wordt het huis onteigend, met behoud van het woonrecht voor het gezin. Tijdens de wederopbouw dreigt het huis meerdere keren gesloopt te worden. Fred denkt terug: ‘Er waren heel veel plannen. Eerst zou er een weg komen, voor aansluiting op het Weena. Daarna was er een plan voor een spoorbaan, want dankzij de Rotte was het hier toch al verdiept. Maar dat is ook niet doorgegaan. En daarna wilden ze alles platgooien.’ Vader Anton vecht elk besluit aan, soms tot de regering aan toe. Met succes, want van sloop is het nooit gekomen. Een paar jaar na het overlijden van Freds ouders, krijgen de koopmanshuizen in 1971 de status van Rijksmonument.
Fred verliet zijn ouderlijk huis in 1955. Af en toe komt hij nog in het Koopmanshuis, waar de huidige huurder het pand evenveel zorg en liefde geeft als zijn vader deed.
Voor Open Monumentendag 2023 reisde Anouk van Mil – ontwerper-voor-verhalen-die-gehoord-willen-worden – door Rotterdam. Op de fiets doorkruiste ze de levendige stad, van het Scheepvaartkwartier tot Vreewijk. Om daar vijf bijzondere mensen en vier bijzondere monumenten te ontmoeten en hun verhalen te horen. In Mens & Monument lees en luister je mee. Fotografie door Eric Fecken.